Het forfaitair rendement Box 3 mag niet hoger zijn dan het werkelijke rendement
De Hoge Raad heeft op 6 juni jl. geoordeeld dat ook het rechtsherstel (2017 – 2022) en de overbruggingswet (2023 -2027) Box 3 in strijd zijn met het EVRM en het eerste protocol, in de gevallen waarin het forfaitaire rendement hoger is dan het werkelijke rendement.
De belastingplichtigen dienen zelf aan te tonen dat het werkelijke rendement lager ligt dan het gehanteerde forfaitaire rendement. De Hoge Raad is ook ingegaan op hoe het werkelijke rendement moet worden berekend. Samenvattend is dit als volgt:
- Het gehele vermogen (dus met inbegrip van banktegoeden) van de belastingplichtige in Box 3 dient in de berekening te worden betrokken, zonder aftrek van het heffingsvrije vermogen;
- Het werkelijk genoten, nominale rendement is van belang, zonder rekening te houden met inflatie;
- Tevens dient geen rekening te worden gehouden met positieve en negatieve rendement uit andere jaren dan het desbetreffende belastingjaar;
- Niet alleen voordelen die uit vermogensbestanddelen worden getrokken, zoals rente, dividend en huur, maar ook positieve en negatieve waardeveranderingen van die vermogensbestanddelen zijn relevant voor het werkelijke rendement. Ook ongerealiseerde waardeveranderingen behoren tot het werkelijke rendement; en
- Met kosten wordt geen rekening gehouden, maar wel met rente van schulden die tot het vermogen in Box 3 behoren.
Via deze link kunt u de samenvatting van de uitspraak lezen: Hoge Raad: box 3-heffing nog steeds discriminerend – Hoge Raad
De Staatssecretaris van Financiën geeft in zijn reactie op de Hoge Raad uitspraak onder andere aan dat de uitspraak van “de Hoge Raad grote budgettaire gevolgen en consequenties heeft voor de uitvoering door de Belastingdienst. Wij gaan de uitspraken en de gevolgen van de uitspraken nu bestuderen en in kaart brengen. Ik verwacht dat hiervoor zo’n acht weken de tijd nodig is”
Op 6 juni jl. oordeelde de Hoge Raad ook dat aandelen in Vve-reserves voor de Box3-heffing kwalificeren als overige bezittingen.
Op 14 juni jl. oordeelde de Hoge Raad dat kosten die zijn gemaakt door belastingplichtige in verband met de Franse woning niet van belang zijn bij het vast stellen van het werkelijke rendement. Dit is in lijn met het arrest van 6 juni jl.
Ook oordeelde de Hoge Raad op 14 juni jl. dat voor de Box 3-heffing rekening moet worden gehouden met de stijging van de WOZ-waarde van niet-verhuurde woningen (bijvoorbeeld vakantiewoningen).
Wij adviseren te overleggen met uw contactpersoon binnen VanLoman om te bespreken of het in uw geval mogelijk is om aan te tonen dat uw werkelijke rendement lager is dan het forfaitaire rendement (2023: 6,17% op vastgoed) en uw rechten met betrekking tot een mogelijke vermindering veilig te stellen.
Kamerbrief stand van zaken wetsvoorstel Wet werkelijk rendement box 3
Op 19 juni jl. heeft Staatssecretaris van Rij een Box 3 update aan de Eerste en Tweede Kamer gegeven. Waarbij de Staatssecretaris onder andere aangeeft dat hij het wetsvoorstel voor de nieuwe Box-3 wetgeving – het belasten van het werkelijke rendement vanaf 2027 – voor advies heeft aangeboden aan de Afdeling advisering van de Raad van State (de Afdeling). Van Rij hoopt door nu met de adviesaanvraag te starten dat het nieuwe kabinet een snelle start kan maken met een dergelijk stelsel.
In de brief wordt ook ingegaan op de Box 3-heffing van vastgoed in het nieuwe stelsel. In het nieuwe stelsel geldt voor onroerende zaken in afwijking van de vermogensaanwasbelasting een vermogenswinstbelasting. Bij het rendement over onroerende zaken is sprake van indirect en direct rendement. Indirect rendement is de vermogenswinst die wordt gemaakt door de waardeontwikkeling gedurende de periode dat de belastingplichtige de onroerende zaak bezit. Deze vermogenswinst wordt in principe aan het einde van de bezitsduur, op het moment van bijvoorbeeld verkoop, belast. Het beoogde nieuwe stelsel wijkt op dit punt af van de Hoge Raad uitspraak van 6 juni jl. Verder, wordt het voornemen uiteen gezet dat bij de Box 3-heffing van vastgoed een onderscheid moet worden gemaakt tussen verhuurd en niet-verhuurd vastgoed en dat het werkelijk rendement voor beiden anders wordt berekend. Onderstaand treft u een schematisch overzicht van de voorgestelde Box 3-heffing aan:
Tot slot
Wij blijven de Box 3-ontwikkelingen op de voet volgen en houden u hier uiteraard van op de hoogte.
Mocht u naar aanleiding van het bovenstaande vragen hebben of benieuwd zijn naar wat deze wijzigingen voor een impact hebben op uw specifieke situatie, dan kunt u altijd contact opnemen met een van de vastgoedspecialisten bij VanLoman. Wij denken uiteraard ook graag met u mee bij andere fiscale vastgoedvragen.
Klik hier voor de fiscale ontwikkelingen met betrekking tot vastgoed over mei
Klik hier voor de fiscale ontwikkelingen met betrekking tot vastgoed over april
Klik hier voor de fiscale ontwikkelingen met betrekking tot vastgoed over maart