Indien u veel spaargeld of laag renderend vermogen in privé hebt, wordt dit jaarlijks belast in de inkomstenbelasting (box 3). Hierbij wordt een fictief rendement gerekend over de waarde van uw vermogen (bezittingen minus schulden) op 1 januari van het desbetreffende jaar, na aftrek van het heffingsvrije vermogen, en belast tegen 31%. Bij een vermogen tussen EUR 50.001 en EUR 950.000 bedraagt dit fictieve rendement 4,5% voor het belastingjaar 2021 en bij een vermogen van meer dan EUR 950.001 bedraagt het fictieve rendement 5,69%. Aldus loopt de heffing in box 3 op tot effectief 1,76% over de waarde van het vermogen.
Nu er op dit moment geen rendement op spaargeld wordt gemaakt en zelfs negatieve rente verschuldigd kan zijn, kan het zeer aantrekkelijk zijn om uw spaargeld of ander laag renderend vermogen vóór 31 december a.s. in een reeds bestaande BV of een nog nieuw op te richten BV te storten. Het is mogelijk om het gestorte spaargeld na verloop van tijd ook weer belastingvrij uit de BV te halen. De BV betaalt alleen over het daadwerkelijk ontvangen rendement (spaarrente) tot een bedrag van EUR 395.000 (2022) 15% vennootschapsbelasting en over het meerdere rendement 25% (of 25,8% als dit tarief wordt ingevoerd). Indien het behaalde rendement vervolgens naar privé wordt uitgekeerd, betaalt u hierover 26,9% inkomstenbelasting (box 2). Bij geen of laag renderend vermogen is deze gecombineerde heffing aanzienlijk lager dan de belasting van 31% (tarief box 3) over het fictief rendement wat in aanmerking wordt genomen.
Voor het oprichten van een BV dient wel rekening te worden gehouden met de eenmalige oprichtingskosten van de notaris. Daarnaast zijn er jaarlijkse instandhoudingskosten zoals voor de administratie en de aangifte vpb van de BV. Hiermee dient rekening te worden gehouden bij het bepalen of een spaar-BV voor u aantrekkelijk is.
Mocht u hierover vragen hebben, neemt u dan gerust vrijblijvend contact met ons op.