PE-fonds volgens rechtbank geen recht op btw-aftrek vanwege ontbreken van btw-ondernemerschap

Rechtbank Noord-Holland heeft recent geoordeeld in een zaak over de aftrek van btw op transactiekosten door een private equity fonds (PE-fonds). Het PE-fonds had btw-aftrek geclaimd en de Belastingdienst heeft deze aftrek geweigerd na een boekenonderzoek. De rechtbank oordeelt dat het PE-fonds wel aangemerkt moet worden als afnemer van de ingekochte diensten, maar dat het fonds toch geen recht heeft op btw-aftrek, omdat het PE-fonds niet als btw-ondernemer kan worden aangemerkt.

Casus

De rechtbank is gevraagd een oordeel te geven over een geschil tussen een PE-fonds en de Belastingdienst. Het PE-fonds (een commanditaire vennootschap dat werd beheerd door een Beheerder met AIFMD-vergunning) verwerft, indirect, via speciaal daarvoor opgerichte vennootschappen (‘BidCo’s’), meerderheidsbelangen in geschikt bevonden bedrijven. Het PE-fonds maakte voor deze acquisities externe kosten, waarbij de btw op die kosten door het PE-fonds in aftrek werden gebracht. Er was een geschil over de kunstmatigheid van de contracten die het PE-fonds had gesloten en de vraag wie als afnemer van de transactiediensten moet worden beschouwd. De Belastingdienst betoogt dat er sprake was van een kunstmatige constructie om belastingvoordelen te verkrijgen. Het PE-fonds betwistte dit en stelde dat zij als daadwerkelijke afnemer van de diensten het recht had om de btw op de kosten terzake van die diensten in aftrek te brengen.

Het PE-fonds verricht namelijk als btw-ondernemer btw-belaste prestaties die bestaan uit (1) het tegen vergoeding beschikbaar stellen van de transactiedocumentatie en (2) het tegen vergoeding beschikbaar stellen van commissarissen voor de RvC’s van de aangekochte bedrijven.

Oordeel rechtbank

De rechtbank heeft geoordeeld dat de contractuele bepalingen overeenkomen met de economische realiteit. Uit de overeenkomsten en andere omstandigheden blijkt dat eiseres de afnemer is van de diensten. Daarom moet worden vastgehouden aan de inhoud van de contracten.

Toch had het PE-fonds geen recht op btw-aftrek, omdat het PE-fonds niet als btw-ondernemer aangemerkt wordt. Volgens de rechtbank is namelijk slechts sprake van een “zuivere” kostendoorbelasting van de transactiekosten aan de Bidco’s. Een dergelijke doorbelasting is geen economische activiteit en veroorzaakt daarmee geen btw-ondernemerschap. De rechtbank oordeelt verder dat de activiteiten van commissarissen niet kunnen worden aangemerkt als een economische activiteit, waarmee de activiteiten van het PE-fonds op dat vlak ook niet leiden tot btw-ondernemerschap.

Gevolgen voor de praktijk

Het recht op aftrek van btw op transactiekosten leidt in de praktijk vaak tot discussies met de Belastingdienst. Deze uitspraak benadrukt het belang om hier tijdig goed over na te denken.

De uitspraak van de rechtbank dat het PE-fonds inderdaad wel als afnemer van de prestaties aangemerkt moet worden is naar onze mening terecht en geeft een welkome verduidelijking voor de praktijk. Wij menen wel dat de rechtbank te eenvoudig concludeert dat het PE-fonds niet als btw-ondernemer aangemerkt kan worden, naar onze mening zijn er namelijk ook goede argumenten om het btw-aftrek als btw-ondernemer in dit geval wel te onderbouwen. De prestaties op het vlak van de transactieondersteuning wordt naar onze mening te klein gemaakt. Hier lijkt (op basis van onze ervaring in de praktijk) toch veel meer aan de hand dan een zuivere kostendoorbelasting. Daarnaast vereenzelvigt de rechtbank het ter beschikking stellen van de commissarissen hier onterecht met het daadwerkelijk vervullen van een dergelijke positie.

Genoeg stof om verder te bespreken, waarbij er ook met deze uitspraak in de hand nog voldoende mogelijkheden zijn voor de praktijk om btw-aftrek wel te effectueren. Wij kijken uiteraard wel met belangstelling naar eventuele verdere ontwikkelingen in deze casus.

Middel 1 Terug naar insights