Belastingplan 2025 met wijzigingen aangenomen

Op 14 november 2024 is het Belastingplan 2025 goedgekeurd door de Tweede Kamer. Tegelijkertijd zijn ook verschillende amendementen en moties aangenomen die tijdens de behandeling van dit plan zijn ingediend. In dit artikel gaan we dieper in op een aantal van deze aangenomen amendementen en moties, die leiden tot wijzigingen in het Belastingplan 2025, zoals gepresenteerd op Prinsjesdag.

Het Belastingplan 2025, inclusief de gewijzigde amendementen, zal in de komende weken worden besproken in de Eerste Kamer. De uiteindelijke stemming hierover vindt plaats op 17 december 2024.

Aangenomen amendementen

Anti-fragmentatiemaatregel earningsstrippingmaatregel

Bij het bepalen van de fiscale winst voor de vennootschapsbelasting komt rente niet in aftrek voor zover deze meer bedraagt dan het hoogste van (nu) 20% van de gecorrigeerde winst of € 1.000.000. In het Belastingplan 2025 was voorgesteld dit percentage te verhogen naar 25%, zodat meer ruimte ontstaat voor renteaftrek in de fiscale aangifte vennootschapsbelasting. Voor vastgoedlichamen was voorgesteld om de renteaftrek te beperken door de drempel van € 1.000.000 te laten vervallen voor vennootschappen met hoofdzakelijk aan derden verhuurd vastgoed (anti-fragmentatiemaatregel). In het aangenomen amendement wordt de anti-fragmentatiemaatregel niet ingevoerd. Als compensatie wordt het percentage verhoogd naar 24,5% in plaats van 25%.

Wet Bevordering Speur- en Ontwikkelingswerk (WBSO)

De Wet Bevordering Speur- en Ontwikkelingswerk (WBSO) biedt ondernemers, onder bepaalde voorwaarden, de mogelijkheid om loonkosten en andere kosten van speur- en ontwikkelingsprojecten te verlagen via een korting op de loonbelasting en premie volksverzekeringen. Met het aangenomen amendement wordt het budget voor de WBSO (structureel) verhoogd met € 100 miljoen. Het subsidiebedrag dat een bedrijf ontvangt is een percentage van de S&O-grondslag. Voor de eerste € 350.000 is het subsidiepercentage 32%. Door het aangenomen amendement wordt het verhoogd naar 36% voor de eerste € 380.000.  Voor bedrijven met een startersstatus is het percentage 40% en wordt dit verhoogd naar 50%.

Als blijkt dat de € 100 miljoen effectiever kan worden ingezet binnen de regeling dan kan de aanwending worden heroverwogen bij het Belastingplan 2026.

Verruiming giftenaftrek

Periodieke giften zijn voor de inkomstenbelasting aftrekbaar tot een maximum van € 250.000. In het amendement is voorgesteld om dit te wijzigen naar € 1.500.000. Op deze manier wordt geefgedrag fiscaal niet afgestraft, maar juist mogelijk gemaakt. Verder wordt de giftenaftrek in de vennootschapsbelasting niet afgeschaft. De regeling inzake geven vanuit de vennootschap van de aanmerkelijkbelanghouder vervalt per 1 januari 2025. Hierdoor wordt de gift vanuit de vennootschap aangemerkt als een uitdeling aan de aanmerkelijkbelanghouder, waarvoor aanmerkelijkbelangheffing (box 2) is verschuldigd. Ter dekking van deze maatregel wordt het budget van de Milieu-investeringsaftrek (MIA) en willekeurige afschrijvingen op bedrijfsinvesteringen (VAMIL) verlaagd. Daarnaast wordt de maximale pensioengrondslag voor inleg van premies voor lijfrente en de aftoppingsgrens voor pensioengevend loon niet geïndexeerd.

Uitbreiding werkkostenregeling

De werkkostenregeling stelt werkgevers in staat om onbelaste vergoedingen aan werknemers te geven binnen een zogenaamde vrije ruimte. De vrije ruimte bedraagt 1,92% van de fiscale loonsom tot en met € 400.000, en 1,18% voor het restant. Bij overschrijding van de vrije ruimte is een eindheffing van 80% verschuldigd. Het aangenomen amendement verhoogt de vrije ruimte per 1 januari 2025 naar 2%. Deze wijziging wordt gefinancierd door de vrijstelling in box 3 en de heffingskorting voor groene beleggingen te verlagen en uiteindelijk per 1 januari 2027 af te schaffen.

Eenverdieners

Eenverdieners binnen een huishouden betalen vaak meer belasting dan tweeverdieners, ondanks dat het inkomen gelijk is. Het Belastingplan 2025 bevat een voorstel om de onbenutte algemene heffingskorting van de niet-werkende of laagverdienende partner vanaf 1 januari 2028 over te dragen aan de werkende eenverdiener. Deze maatregel wordt gefinancierd door een aantal bedragen niet te indexeren.

Aangenomen moties

Btw-verhoging cultuur, sport en media

Voorgesteld was om het verlaagde btw tarief op sport, media en cultuur af te schaffen per 2026. In de motie is aan de regering verzocht om een alternatieve invulling voor de afschaffing van de verlaagde btw-tarieven te presenteren bij de Voorjaarsnota. De btw-verhoging blijft voorlopig nog in het Belastingplan 2025, maar de minister zal zoeken naar een alternatief voor de belastingverhoging. Dit kan betekenen dat de btw op andere producten wordt verhoogd om de sport, media en cultuursector te ontzien.

Aandelenopties start- en scale-ups

In Nederland zijn geen fiscaal gunstige regelingen voor werknemersparticipaties zoals aandelenopties. In de motie is verzocht om de beleidsoptie verder uitwerken, waarbij ‘gematigd’ belasten leidt tot een eerlijk en in internationaal verband redelijk en concurrerend tarief.

Qualified refundable tax credits

De regelingen voor investering- en groeiklimaat staan onder druk. Ten opzichte van Nederland werken veel andere landen met ‘qualified refundable tax credits’, ofwel verhandelbare belastingtegoeden.  Aan de regering is verzocht om onderzoek te doen naar hoe Nederland een nieuw systeem van duurzame, innovatieve belastingkredieten kan ontwikkelen.

Knelpunten fonds voor gemene rekening

Per 1 januari 2025 treedt de Wet Fiscaal kwalificatiebeleid rechtsvormen en de Wet aanpassing fonds voor gemene rekening en vrijgestelde beleggingsinstellingen in werking. De wijziging van het kwalificatiebeleid en de definitie van de FGR hebben een aantal knelpunten, waardoor met name pensioenfondsen en vermogensbeheerder nadelig kunnen worden geconfronteerd.  Aan de regering is verzocht om onder andere met pensioenfondsen en vermogensbeheerders te onderzoeken of er knelpunten (blijven) bestaan ten aanzien van het fonds voor gemene rekening.

Kamerverhuurvrijstelling

De kamerverhuurvrijstelling stelt dat een woning als eigenwoning kan worden aangemerkt in box 1, zolang de huurinkomsten onder een bepaald maximumbedrag blijven en aan andere voorwaarden wordt voldaan. Momenteel geldt de vrijstelling bij verhuur van één kamer, vanwege het maximum. De regering is verzocht om te onderzoeken of de kamerverhuurvrijstelling kan worden uitgebreid, zodat deze ook geldt bij de verhuur van een tweede kamer. Dit zou de benutting van de bestaande woningvoorraad kunnen verbeteren.

BOR agrarische sector

Per 2026 worden lidmaatschapsrechten in een coöperatie uitgesloten van de toegang tot de bedrijfsopvolgingsregeling. Deze maatregel kan grote gevolgen hebben voor de agrarische sector. Met de aangenomen motie gaat de regering onderzoeken hoe de gevolgen van deze versobering zo veel mogelijk kunnen worden beperkt.

Middel 1 Terug naar insights